Werksessie IMVO Wetgeving (EUDR) en de voedingsmiddelensector
Op 14 juni 2024 kwamen 40 experts van verschillende geledingen, zoals bedrijven, overheid, toezichthouders, maatschappelijke organisaties en wetenschap bijeen voor een gesprek over welke kansen er zijn voor de verdere verduurzaming van internationale agrigrondstoffenketens en voor het bereiken van positieve impact voor kleinere landbouwproducenten door toepassing van gepaste zorgvuldigheid bij de Europese ontbossingsverordening (EUDR). Deze werksessie sluit een drieluik over IMVO en de voedingsmiddelensector af. Eerdere sessies vonden plaats op 9 februari j.l. over de CSDDD en 17 mei j.l. over de CSRD.
Welkom en inleiding
In haar welkomswoord merkte moderator en onafhankelijk deskundige, Manon Wolfkamp, op dat de werksessie heel tijdig plaatsvindt omdat veel bedrijven bezig zijn met de voorbereiding op en de implementatie van de EUDR. Bedrijven zijn momenteel vooral bezig het het inrichten van hun systemen. Dit is een hele uitdaging gezien de complexiteit van deze wetgeving. De verordening verbiedt nl. vanaf 30 december van dit jaar bedrijven om goederen en producten uit gebieden op de Europese markt te brengen of te exporteren die na 30 december 2020 zijn ontbost of geproduceerd in strijd met lokale wetgeving. Het belangrijkste doel van de EUDR is het voorkomen van ontbossing en bosdegradatie. Hiermee wil de EU haar wereldwijde bijdrage aan klimaatverandering en het verlies van biodiversiteit verminderen.
Nadat we in de eerste sessie op 9 februari j.l. hebben besproken hoe de OESO-richtlijnen zich verhouden tot de CSDDD, en in de tweede sessie op 17 mei j.l. hoe deze zich verhouden tot de CSRD, gaan we in deze derde sessie enerzijds stilstaan bij de relatie OESO-richtlijnen en de EUDR, maar vooral bij de vraag welke kansen de EUDR kan bieden voor bedrijven om hun duurzaamheid beter te verwaarden en zodoende ook daadwerkelijk bij te dragen aan positieve impact in hun hele keten. Over die kansen bestaan grote zorgen, zeker als het gaat om de positie van de kleine boeren en ondernemingen in de productielanden.
Inhoud
Het programma van de werksessie was als volgt:
- Setting the scene (World Resources Institute)
- Opzet en doel EUDR (Solidaridad)
- Relatie EUDR met OESO-richtlijnen (OESO)
- Twee praktijkvoorbeelden van bedrijven: Cargill en Moyee
- Interactieve werksessies
- Hoe verder: slotreflectie door de ministeries van LNV en BuZa
1. Setting the scene: voortschrijdende wereldwijde ontbossing
Janneke de Vries van het wereldwijd opererende World Resources Institute benadrukte de grote verantwoordelijkheid die de Europese Unie heeft voor systemische verandering. De EU is een “driver voor change” als wereldwijde koploper in duurzaamheidswetgeving met internationale effecten en ambitieuze klimaatdoelstellingen. Maar belangrijker, de Europese Unies is de tweede consumentenmarkt in de wereld en 16% van de ontbossing in de wereld is gerelateerd aan de handel van en met Europa.
In 2022 is 4,1 mln ha aan primair bos verloren gegaan. Dat is vergelijkbaar met de grootte van een land als Zwitserland. Op het ogenblik wordt er 1 mln ha teveel ontbost om in 2030 uit te komen op ‘zero deforestation’. Voedselproductie agrarisch landgebruik is verantwoordelijk voor 30% van de broeikasgasuitstoot. Daarom is de EUDR zo belangrijk als mogelijke hefboom voor verandering. Met het grootste aandeel in de handel van agrarische grondstoffen als soja, palmolie en cacao draagt Nederland een specifieke verantwoordelijkheid. Landgebruik voor veeteelt (m.n. runderen), palmolie, soja, rubber, koffie cacao dragen het meest bij aan de wereldwijde ontbossing in Azie, Afrika en (Latijns-) Amerika. Waarbij veeteelt verreweg het grootste deel van ontbossing voor haar rekening neemt (in de periode 2001-2015 45,1 mln hectare, meer dan 4 maal zoveel als nummer twee soja).
Dit is ‘real time’ te monitoren op de Global Forest Watch van WRI. Dit instrument kan een belangrijke rol spelen bij de toepassing van ‘due diligence’ in het kader van de uitvoering van de EUDR, vooral als het gaat om risico-inventarisatie en -risicobeperking. Maar de EUDR kan ook negatieve effecten veroorzaken voor de kleine boeren in de producentenlanden daarom is verder overleg en dialoog met die landen nodig. Veel producentenlanden kijken met een negatieve bril naar de EUDR omdat deze handelsbelemmerend kan werken. Samenwerking tussen alle partners, zowel ketenpartners en maatschappelijke organisaties als overheden in productielanden en de Europese Unie is belangrijk om ervoor te zorgen dat de EUDR de positieve impact bereikt die het voorstaat.
2. Opzet en doel van de EUDR
In zijn uitleg over de reikwijdte, werking en praktische effecten van de EUDR legt Gert van de Bijl van Solidaridad uit dat de verordening niet alleen van toepassing op de handel in runderen, palmolie, soja, cacao, koffie, rubber en hout maar ook op de afgeleide producten als leer, chocolade en meubels. Bedrijven en handelaren in deze produkten zullen via geolocaties (groter dan 4ha polygon) en traceerbaarheid voor elke origine, of deze nou hoog- of laagrisico is gekwalificeerd, moeten aantonen dat het product niet is geproduceerd op land dat na 31 december 2020 ontbost is. Bovendien moet worden aangetoond dat het product legaal volgens de wet van het productieland is voortgebracht. Hierbij gaat het om mileu, landgebruikrechten, mens- en arbeidsrechten, FPIC, belasting en anti-corruptieregelingen.
Vooruitlopend op de inwerkingtreding aan het eind van dit jaar zien we nu al de nodige effecten in de handelspraktijk. Of er aanbodschaarste in betreffende produkten zal ontstaan is moeilijk te zeggen maar feit is wel dat veel bedrijven en handelaren anticiperen door grote voorraden in te slaan of geen voorlopig geen nieuwe contracten af te sluiten. Normaal zouden bijvoorbeeld in deze periode de sojacontracten voor levering begin 2025 worden afgesloten. Maar dit gebeurt nu niet. De verordening kan ook de prijzen opdrijven of het ontstaan van een tweeprijzen systeem tussen EU en andere markten bevorderen.
Producentenlanden als Honduras vinden het niet meer dan fair als de inspanningen (investeringen en kosten) die zij en hun producenten moeten doen om aan de Europese duurzaamheidsvoorwaarden te voldoen, in de prijs worden verdisconteerd. Ontegenzeggelijk zal de EUDR de relaties in de keten tussen de verschillende schakels veranderen. Ketensamenwerking is cruciaal voor het verkrijgen van de juiste data en de relaties zullen meer op de lange termijn moeten worden ingericht.
Maar de kleine producenten in de origines mogen hiervan niet de dupe worden. Vooral de minder goed georganiseerde kleine boeren zouden uit de keten kunnen verdwijnen of met hogere kosten kunnen worden opgescheept. Koffie, cacao en rubber wordt voor 70-90% door kleine boeren geproduceerd, palmolie voor 40% en soja en rundvlees voor minder dan 10%. Met name in de palmoliesector wijst alles erop dat kleine boeren uit de Europese keten zullen verdwijnen. Daarnaast geven sommige bedrijven uit de koffiesector aan, zich terug te gaan trekken uit Afrika, waar ongeveer 15% van de totale koffie wordt geproduceerd door maar liefst 75% van de koffieboeren wereldwijd. Kortom, veel wijst erop dat bedrijven risico’s in hun ketens zullen gaan mijden (“derisking”) in plaats van aanpakken, wat zeer grote en onwenselijke gevolgen zal hebben voor de kleine boeren.
Als bedrijven en/of handelaren nog niet aan de slag zijn gegaan met de EUDR, is het zaak dit snel te doen. Richt je daarbij op het in kaart brengen van de keten: weet waar vandaan en van wie het product komt; werk aan partnerschappen en langdurige relaties met toeleveranciers, zodat zij in staat zijn om de vereiste informatie te leveren; neem daarbij mee wie de meerkosten ervan gaat betalen en richt je niet primair op ‘compliance’ tegen de laagste kosten maar maak de EUDR onderdeel van een bredere due diligence en duurzaamheidsaanpak.
3. Relatie EUDR met OESO-richtlijnen
Het hoofd van het team duurzame agrarische toeleveringsketens van het OESO Centrum voor Verantwoord Maatschappelijk Ondernemen, Sophia Gnych, signaleert dat de EUDR past in een wereldwijde ontwikkeling voor strengere regelgeving t.a.v. het toepassen van due diligence in handelsketens en verantwoord ondernemen. Naast de diverse EU-wetgevingsinitiatieven ontwikkelt Nieuw-Zeeland de Modern Slavery Bill en Zuid Korea Due Diligence wetgeving terwijl in de VS en Canada al wetgeving van kracht is, zoals de Dodd-Franck Act, de California Transparency in Supply Chains Act, Uyghur Forced Labour Prevention Act, de Canada Forced Labour en Child Labour Act (2023). In Europa hebben Zwitserland, Noorwegen, het VK, Frankrijk, Duitsland en Nederland due diligence wetgeving.
Hoewel de OESO-richtlijnen niet gaan over compliance aan wetgeving, maar over het steeds verder verduurzamen van internationale ketens, kunnen de OESO-richtlijnen met zijn zes stappen-aanpak ondersteunen bij de implementatie van de EUDR. De richtlijnen helpen bij het in overeenstemming brengen van het gedrag van ondernemingen met de duurzame ontwikkelingsdoelen. Dat geldt zeker na de revisie van de milieuparagraaf in 2023.
Voor het onderwerp van vandaag is met name het OECD-FAO Business Handbook on Deforestation and Due Diligence in Agricultural Supply Chains, dat gebaseerd is op de OESO-richtlijnen, van belang. Dat biedt immers een kader voor op risico gebaseerde due diligence in de landbouw sector, met name daar waar het gaat om het ontwikkelen van beleid op het tegengaan van ontbossing in je managementsystemen, het identificeren, beoordelen en prioritiseren van ontbossingsrisico’s in de hele waardeketen, het opstellen van mitigatieplan en het rapporteren daarover. Het is een impact gedreven kader dat flexibel is en zich verder ontwikkelt door actieve stakeholder engagement en toepasbaar is voor grote en kleine bedrijven. Het gaat er inderdaad van uit dat de positie van bedrijven een hefboom verschaft voor duurzame verbetering. Uitsluiting van toeleveranciers wordt gezien als een laatste middel, als het echt niet is gelukt om de situatie te verbeteren. Het genoemde handboek is met name nuttig bij de implementatie van de EUDR daar waar het stap 2 (risico inventarisatie in de keten) en 3 (aanpakken van negatieve gevolgen) van de OESO-richtlijnen betreft: breng je waardeketen in kaart, beoordeel je ontbossingsrisico’s en wees alert en onderzoek je ‘red flags’ in de keten, zoals landen met zwak bestuur en handhaving of met conflicten of bedrijven waarvan bekend is dat zij gelinkt worden aan ontbossing. Kom met een management plan om de risico’s adequaat aan te pakken. Bij risicopreventie en -beperking van ontbossing kan dit audits, onafhankelijke surveys etc omvatten. Aanvullend vraagt het handboek ook om kleine boeren door middel capaciteitsondersteuning en investeringen te helpen. Ook wijst het handboek om bossen-positieve uitkomsten te bevorderen zoals het beschermen en herstellen van bos-ecosystemen, het rechtstreeks werken met boeren en lokale gemeenschappen, ondersteunen van landschapsinitiatieven t.a.v. ontbossing. Op alle zes stappen van het due diligence proces geldt ook voor het tegengaan van ontbossing dat het moet worden gebaseerd op een betekenisvolle en vertrouwensvolle dialoog tussen stakeholders over de grenzen heen.
4. Twee voorbeelden van hoe bedrijven EUDR in praktijk brengen: Cargill en Moyee Coffee
Cargill
Peter Hofland is hoofd Government relations EMEA van Cargill. Deze multinational bedient klanten in zo’n 125 landen met een grote verscheidenheid aan producten en internationale waardeketens waarmee het voldoen aan de EUDR een complexe managementoperatie wordt. Om te kunnen voldoen aan de Europese ontbossingsverordening en afnemers te verzekeren dat gepaste zorgvuldigheid correct is toegepast is een apart EUDR management systeem door het bedrijf ontwikkeld. Het reguliere brede due diligence proces is in zoverre afwijkend dat daarin geen harde eisen worden gesteld, maar meer gekeken wordt naar voortdurende verbetering.
Het EUDR management systeem moet een balans aanbrengen tussen het creeeren van transparantie en vertrouwen voor externe belanghebbenden, het uitvoeren van gepaste zorgvuldigheid door de Europese entiteiten op de correcte wijze en neerzetten van een operationeel kader voor niet-Europese entititeiten en andere ‘counterparties’ dat voldoet aan de EUDR-eisen. De sleutel tot succesvolle EUDR-implementatie is registratie en wettelijke conformiteit, verzamelen van gelocatie data, transparantie in de aanlever- en Europese waardeketens en werkend due diligence management systeem.
Uiteindelijk komt het erop neer om het creëren van een goede verdeling van verantwoordelijkheid tussen de verschillende partijen in de keten. Grote afnemers of dit ‘downstream operators’ zijn of handelaren kunnen verwijzen naar de due diligence die eerder in de keten is uitgevoerd maar dat moeten ze wel praktisch kunnen aantonen en ze blijven juridisch verantwoordelijk voor het geval er inbreuk wordt gemaakt op de EUDR-vereisten. Waar Cargill uiteindelijk naar toe wil werken is om in lijn met art. 8 EUDR protocollen tot stand te brengen die standaard binnen de industrie gebruikt kunnen worden, zoals op het ogenblik door de European Cocoa Association wordt ontwikkeld, om zo ook buitenproportionele administratieve lasten te voorkomen.
Moyee Coffee
Volgens Jasper Meewis, Project Manager Impact, past de EUDR volledig bij Moyee Coffee’s missie om een gelijkwaardige verdeling binnen de koffieketen te realiseren, waarbij de boeren 50% van de koffiewaarde krijgen. Waar een cappuccino in prijs is gestegen in de afgelopen jaren, is de koffieprijs voor de boeren juist gedaald. Boeren leven nu veelal in armoede en dat heeft vele negatieve bijeffecten, zoals kinderarbeid, gezondheidsrisico’s, positie van vrouwen en ontbossing. Door op waardecreatie te focussen worden in het land van herkomst meer koffie gebrand en banen gecreëerd. Moyee’s impact programma’s ondersteunen boeren met programma’s voor een beter leven.
Ontbossing is vaak een gevolg van armoede. Uitsluiting door de EUDR van kleine boeren zou contraproductief zijn en juist leiden tot meer armoede. Daarom moeten data altijd leiden tot meer ketentransparantie en geen competitief voordeel geven aan een select aantal bedrijven. Moyee heeft daarom als eerste bedrijf blockchain ingezet voor transacties met boeren, voor alle sourcinggebieden een ‘Living Income Reference Price’ betaalt en low carbon projecten opgezet.
De EUDR brengt risico’s met zich mee, met name kleine boeren verliezen toegang tot de lucratieve Europese markt en kleine bedrijven hebben een competitief nadeel t.o.v. grote bedrijven met ontbossingsdata. Om dit te voorkomen heeft Moyee zijn haar boeren (8000+) gedigitaliseerd en de verzamelde EUDR-data worden ter beschikking gesteld van de boeren waardoor ze hun verkoop aan bedrijven in de EU kunnen voortzetten. Alle sourcing locaties zijn in kaart gebracht wat Moyee in staat stelt om ontbossingrisico’s via een ‘data collection & monitoring systeem’ per sateliet te observeren en waar nodig in te grijpen.
5. Interactieve werksessies
De rijke discussies aan de verschillende tafels leverden veel punten op die eigenlijk overkoepeld zijn aan alle tafelvragen. Daarom volgt hieronder een zeer kort verslagje zeer specifiek op de vraag die gesteld werd, waarna er meer algemene inzichten gedeeld zullen worden die aan alle tafels aan de orde kwamen.
Tafel 1: Hoe kunnen we ervoor zorgen dat bedrijven EUDR compliance inbedden in hun bredere due diligence proces in lijn met de OESO richtlijnen en hoe kan het MVO landschap helpen om dit te bewerkstelligen op een manier die zorgt voor draagvlak en impact?
Er is weinig bekendheid met de OESO-richtlijnen. Bovendien vinden bedrijven het lastig hoe deze richtlijnen praktisch te maken en waar te beginnen. Grotere bedrijven vinden het vaak lastig om verder te gaan dan compliance. Impact was dan een gevolg van compliance. Terwijl bedrijven die vanuit impact begonnen zijn nu zijn kijken hoe zij ook compliant kunnen worden. Bij discussies over de EUDR blijft compliance de boventoon voeren. Als daarbij impact gemaakt kan worden, en als dat op een manier kan die de boeren helpt is dat daarbij winst. Bedrijven die direct met de boeren werken vinden dit realistischer dan andere.
Wat betreft de ondersteuning vanuit het MVO landschap is er veel behoefte aan delen van data en kennis:
- Kennis over de wet zelf, inclusief de hoog risico lijst, maar ook zou een lijst met laag risico op ontbossing maar hoog risico’s op andere mensenrechten of milieu impacts gemaakt kunnen worden.
- Guidance documenten zijn nu onvoldoende aanwezig, moeilijk te begrijpen en moeilijk te vinden.
- Delen en inzichtelijk maken van geolocaties
- Overzicht van geldende lokale wetgeving per locatie/ productieland
- Eenheid in eisen aan lokale boeren, zodat zij niet voor verschillende bedrijven verschillende apps ed hoeven te gebruiken
- Inzicht in daadwerkelijk behulpzame tools
- Het opzetten of beschikbaar stellen van open source systeem: Overheid kan helpen bij een meer uniforme benadering zodat iedereen met dezelfde basisbouwblokken kan werken, welke gratis zouden moeten zijn voor producentenorganisaties.
- Het samenbrengen van bedrijven en sectoren (of zou dit een rol voor de branche zijn?) zowel hier als tussen bedrijven en boeren in productielanden
- Duidelijke normering voor de handhavers en toezichthouders op Europees niveau
- Ondersteuning en subsidies om ook te werken aan herstel en het voorkomen van ontbossing
Tafel 2: Welke instrumenten hebben bedrijven nodig om impact te bereiken die we zoeken: welke rol speelt bijvoorbeeld certificering en/of sectorale samenwerking?
De beschikbaarheid van kwalitatieve data, standaardisatie en transparantie in de keten zijn sleutelelementen om impact te realiseren. Dit begint bij de identificatie van de keten op basis van product of artikel, locatie of plantage en zendingen of containers. Daarbij is ook de steun van schakels verderop in de keten nodig. Om hen mee te krijgen moet worden gewerkt aan lange-termijn-relaties, financiële support en training op kennis. Deze (polygon) data moet niet binnen maar ook buiten Europa verzameld worden. Herkomstlanden en boeren zouden mede-eigenaar moeten zijn van de data, zodat zij deze ook zelf kunnen gebruiken.
Uitdagingen hierbij zijn:
- In één vracht kunnen honderden nummers zitten van verschillende ketens en plantages. Samenwerking via gezamenlijke platformen (TRACT, Open Supply Hub, PWC, GS1) is daarom essentieel.
- Transparantie kan voor risico’s zorgen in het land van herkomst, bijvoorbeeld in rechtszaken tegen bedrijven. Maak daarom vooraf duidelijke afspraken, maar kijk ook verder dan alleen de juridische invalshoek om impact te realiseren.
- Datalekken zijn een potentieel risico voor boeren/lokale gemeenschappen. Het verzamelen van data kan daarom niet zomaar worden overgelaten aan partijen die dit kunnen misbruiken. De overheid dient een belangrijke rol te spelen hierin.
Sectorale samenwerking (en misschien zelfs cross-sectorale samenwerking) kan barrières en ongemak over het delen van data wegnemen. Bedrijven kunnen samen in kaart brengen wat wel of niet concurrentiegevoelig is. De overheid kan deze dialoog faciliteren.
Tafel 3: Hoe zorgen we ervoor dat bedrijven gaan werken aan de grondoorzaken van ontbossing of oplossen van de sociale risico’s? Hoe voorkomen we “derisking” en wat is er voor nodig voor smallholder inclusie?
Relatief rijke boeren zijn vaak wel opgenomen in de internationale ketens, maar hoe zorgen we ervoor dat de allerarmsten ook meegenomen worden en niet nu nog verder achterop raken. Er zou meer financiering beschikbaar moeten komen en technische assistentie voor stakeholder inclusie, zowel door de EU als door sterkere partijen in de keten die hun verantwoordelijkheid zouden moeten nemen. Artikel 28 van de EUDR noemt ook specifiek dat er meer middelen naar boeren zou moeten gaan om ze in staat te stellen aan de EUDR te voldoen. De vraag is in hoeverre dit überhaupt wordt gedaan, en hoe de Nederlandse overheid, gezien de politieke ontwikkelingen, dit gaat oppakken.
Tenslotte werd samenwerking gezien als belangrijkste manier om derisking te voorkomen en smallholder inclusie te bevorderen. Samenwerking met:
- Vrijwillige standaarden zodat de EUDR eisen daarin ook worden opgenomen.
- Lokale stakeholders
- om te zorgen dat de lokale doorvertaling van standaarden zoals ISPO en MSPO ook EUDR eisen in zich op hebben genomen.
- om de implementatie mogelijk te maken.
- Retail zodat bij de implementatie verantwoordelijkheden in de keten eerlijk verdeeld worden, inclusief de kosten van het voldoen aan de nieuwe eisen.
Tafel 4: Wat kan de overheid doen om ervoor te zorgen dat bedrijven met de EUDR ook daadwerkelijk positieve impact kunnen realiseren en dat negatieve effecten worden voorkomen?
Overheden in verschillende landen en ook regionaal zijn belangrijk. Maar over het algemeen blijven bedrijven liever weg van contact met overheden. Overheden in productielanden hebben een belangrijke rol, bijvoorbeeld bij het aantonen van landeigenaarschap, het stimuleren van duurzaam landgebruik en het beschikbaar stellen van data. Maar belangrijker is misschien wel onderlinge afstemming tussen EU-lidstaten maar ook met productielanden. Daardoor zijn systemen nu nog niet op orde en niet op elkaar afgestemd. Richting productielanden zou ook veel meer het belang en de kansen van deze wetgeving benadrukt moeten worden.
EU-lidstaten zouden in de handhaving ruimte moeten laten voor herstel en niet meteen producten moeten weren van de markt. Ook zou er meer aandacht moeten zijn voor die bedrijven die juist in hoog risicolanden werken om impact te bereiken Zij zouden hiervoor beloond moeten worden. Tenslotte zou er meer ingezet moeten worden op dry-runs zodat ervaring met handhaving wordt opgedaan binnen de EU, en zou de EU in gesprek moeten gaan met andere grote economieën om vergelijkbare wetgeving aan te nemen.
Concrete maatregelen die hier aan tafel werden genoemd kwamen grotendeels overeen met maatregelen die besproken werken aan tafel 1, en zijn daar toegevoegd.
Belangrijkste take-aways van de interactieve werksessies:
- Deelnemers zijn op dit moment vooral druk met implementatie en compliance rondom EUDR op korte termijn. Er zijn veel onduidelijkheden, er is veel regeldruk, veel kosten en nog meer zorgen. Hierdoor is een gesprek over hoe in de toekomst deze wet in te kunnen zetten voor impact en wat bedrijven hiervoor nodig hebben van de overheid eigenlijk nog te vroeg.
- Maar als we impact willen maken zouden we ons niet moeten blindstaren op EUDR, maar op de grondoorzaken van ontbossing, waaronder armoede, moeten aanpakken
- Er is behoefte om de samenhang te zien tussen de EUDR, de CSDDD en de OESO-richtlijnen, maar de EUDR brengt zoveel uitdagingen op korte termijn met zich mee dat dat lastig is daar tijd voor te nemen.
- In het toezicht is het belangrijk dat in het begin de lerende aanpak die ook in de OESO richtlijnen zit toepassen, en niet direct boetes e.d. opleggen maar meewerken met de bedrijven naar verbetering. De EUDR en de manier waarop gehandhaafd wordt spreekt deels due diligence principes tegen.
- Er is grote behoefte aan duidelijkheid (wanneer is goed goed genoeg) en geharmoniseerde systemen en standaarden. Sectoren en de overheid moeten op nationaal niveau samen optrekken voor een goede integratie van alle bestaande richtlijnen en certificeringen en de EUDR (bv. Ecodesign for Sustainable Products Regulation (ESPR), CE-markering, Digital Product Passport (DPP), NEN/CEN-normen)
- Er is veel nog niet op orde, niet in Europa en niet in de productie/herkomstlanden. Hiermee is er risico op boetes, wat op zijn beurt weer leidt tot verplaatsing van sourcing (met alle gevolgen van dien), ook wanneer bedrijven dit eigenlijk niet willen, omdat ze bijvoorbeeld bewust in hoogrisico landen actief zijn om te werken aan impact bij kleine boeren. Ongewenste gevolgen moeten beperkt worden.
- Ook bij de EUDR zijn data cruciaal: hoe kan er keten overstijgend data ingezameld worden, en wie is eigenaar van de data? Kunnen boeren zelf eigenaar blijven van hun eigen data of een vergoeding ontvangen voor het delen van hun data? En hoe zit het met data beveiliging? Bij data verzameling is het belangrijk te focussen op lange termijn relaties, training in de keten en financiële ondersteuning.
- Overheid (ook op EU niveau) moet samenwerken met productielanden en andere landen om gelijk speelveld te vergroten.
- Er is veel behoefte aan delen van good practices tussen bedrijven: waar te beginnen, hoe om te gaan met lastige dilemma’s etc.
- Een belangrijke rol is hierbij weggelegd voor brancheorganisaties. Zij hebben kennis en kunde op het gebied van EUDR (en andere Europese wetgeving). Daarnaast kunnen grote bedrijven meer bijdragen op het gebied van kennisdeling. Mogelijk kan een gezamenlijk informatiepunt worden opgezet.
- Er zijn grote capaciteitsverschillen tussen grote bedrijven en het mkb, terwijl zij wel dezelfde vereisten hebben. Binnen de sector kunnen traders en NGO’s het mkb helpen om impact te realiseren.
- ‘Support the good guys in bad areas’: overheid kan instrumenten en middelen beschikbaar stellen om grondoorzaken aan te pakken en te helpen bij het aantoonbaar maken van compliancy.
- Flankerend beleid, bv het ondersteunen van kleine boeren in klimaat resilience, zou zich moeten richten op het stimuleren van boeren om “anders te boeren”
- High engagement van bedrijven moet gestimuleerd worden. Het zichtbaar werken aan verbetering of herstel zou meegewogen moeten worden in beleid en handhaving.
- Een andere mogelijke oplossing om kleine boeren te includeren is een gegroepeerde benadering voor regio’s i.p.v. landeigenaarschap.
- Tenslotte is samenwerking is de sleutel tot het bereiken van impact, samenwerking tussen ketenpartners maar ook met andere stakeholders. Samenwerking helpt bedrijven bij de vertaling van wetgeving van theorie naar praktijk. Dit zou niet alleen vanuit EUDR moeten worden opgezet, maar met een focus op de implementatie van een due diligence systeem wat bijdraagt aan álle wetgeving en dubbel werk voorkomt.
6. Hoe verder: slotreflectie ministeries van LNV en BuZa
Julius Seinen (LNV/beleidsmedewerker EIA) ziet ook heel duidelijk de relevantie van het toepassen en gebruiken van de OESO-richtlijnen voor het (voldoen) aan de eisen van de EUDR. Het uitgangspunt is gepaste zorgvuldigheid. Zoals al aangestipt door veel sprekers, ziet hij ook het belang van samenwerking en een wil er gezamenlijk uit te komen omdat de verantwoordelijkheden en rollen in de keten complex zijn. Die samenwerking is ook van belang voor het verder ontwikkelen van internationale standaarden zodat die ook in lijn komen met de eisen gesteld door de EUDR. Het ministerie is zich tenslotte zeer bewust van de impact van de EUDR op productielanden. Het Team Europe Initiative on Deforestation Free Value Chains is een manier om een deel van de mogelijke negatieve impact te ondervangen. Nederland is één van de oprichters van dit initiatief, maar om echt impactvol te kunnen zijn moeten wel meer lidstaten bij gaan dragen.
Maaike Hofman (BuZa/IGG/coordinator cluster klimaat en biodiversiteit) pleitte in het licht van de mogelijke nieuwe politieke verhoudingen voor een refraiming van het thema dat nu nog teveel kan worden gezien als een verzwaring van de regeldruk. Het is belangrijk te kijken naar de kansen die de EUDR biedt, en ook het ministerie van Buitenlandse Zaken benadrukt het belang van de OESO-richtlijnen als leidraad voor de EUDR, met dien verstande dat de EUDR wel verder gaat in de eisen die gesteld worden. Samenwerking met andere lidstaten, vooral ook in de implementatie, is belangrijk voor het gelijk speelveld voor bedrijven in Europa. Maar die samenwerking moet ook gezocht worden met productielanden. Daarbij is het van belang om het flankerend beleid, om mogelijke negatieve gevolgen op te vangen en positieve effecten te stimuleren, zo effectief mogelijk vorm te geven zowel via bestaande programma’s als via het nieuwe Team Europe Initiative.