Werksessie IMVO Wetgeving (CSDDD) Voedingsmiddelensector
Op vrijdag 9 februari 2024 kwamen zo’n 40 experts van verschillende geledingen, zoals overheid, bedrijven, maatschappelijke organisaties, vakbonden en de wetenschap naar de SER in Den Haag. Onder moderatie van IMVO-deskundige, Manon Wolfkamp, onderzochten zij samen hoe een integrale benadering van de komende duurzaamheidswetgeving (met name de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) en de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen kan leiden tot duurzame impacts in productielanden en een betere hanteerbaarheid van deze regelgeving voor bedrijven in hun waardeketens. De sessie werd mede mogelijk gemaakt door een financiële bijdrage van het NFP.
Namens de organiserende partijen, foodFIRST, NFP, FNLI en de SER benadrukte Ewald Wermuth In zijn welkomswoord dat de ervaring met het werken met alle partijen uit de voedingsmiddelensector binnen foodFIRST en het voedingsmiddelenconvenant leert dat zolang je gericht bent op dialoog, samenwerken èn actie concrete impactresultaten kunnen worden behaald. Zoals ook in de uitnodigingstekst staat gaat het erom meer te doen dan alleen te voldoen aan de regelgeving.
De sessie ging vervolgens van start met een inleiding over de urgentie van een transitie naar een meer duurzaam wereldwijd voedselsysteem, een uiteenzetting over wat er in de CSDDD staat en hoe dat aansluit bij de OESO-richtlijnen. Daarna presenteerden twee bedrijven hoe zij due diligence voor mensenrechten en milieu hebben geïntegreerd in hun bedrijfsvoering. Tenslotte werd aan vier tafels in wisselende samenstelling verder gesproken over de verschillende uitdagingen die voor liggen. Dit verslag is een samenvatting van de bijeenkomst en geeft de belangrijkste uitkomsten weer.
Inhoud
- Inleiding urgentie duurzame transitie voedselsysteem
- Toelichting op de Europese due diligence wet (de CSDDD)
- Analyse CSDDD in relatie tot de OESO-richtlijnen
- Twee voorbeelden over hoe bedrijven due diligence in de praktijk brengen
- Interactieve werksessie over waar bedrijven in de dagelijkse praktijk tegenaan lopen
- Reflectie: hoe kunnen we verder met deze input
Inleiding urgentie duurzame transitie
In haar inleiding benadrukte Frederike Praasterink, lector Future Food Systems aan de HAS University of Applied Sciences, dat er veel om trots op is te zijn in de voedingssector. In zijn algemeenheid is er voldoende en gevarieerd voedsel tegen redelijke prijzen beschikbaar. Maar inmiddels zijn ook de schaduwkanten van het voedselsysteem steeds meer zichtbaar. Daarbij gaat het allereerst om gezondheidsschade die wordt veroorzaakt door chronische voedselonzekerheid bij bepaalde groepen maar ook door slechte voeding waardoor consumenten niet de juiste voedingsstoffen binnenkrijgen of juist een teveel waardoor overgewicht ontstaat. In de voedingsketen spelen ook nog steeds ongelijke sociaal-economische factoren waardoor bijvoorbeeld kleine boeren in Afrika onvoldoende inkomen verwerven. Ten derde veroorzaakt de voedselproductie externaliteiten, zoals ecologische schade en opwarming van het klimaat.
Kortom, er is een urgente noodzaak om te werken aan een transitie naar een duurzaam en gezond agrofood systeem. Hiervoor zijn moedig beleid en zgn. voorlopers in de sector nodig. “Een beetje minder slecht doen is niet meer genoeg”. De jonge generatie zit niet te wachten op incrementele oplossingen maar op transformaties. Zij willen deel uitmaken van de oplossing. De ingrediënten voor zo’n nieuw systeem zou in ieder geval moeten worden gezocht een regeneratieve landbouw, meer plantaardige voeding, meer biodiversiteit, groter waterbergend vermogen, ‘true pricing’ en een eerlijke waardeverdeling in de keten. Daar hoort een mindset bij van ‘opbouwen’ in plaats van afbouwen. “Als vooruitgang geen verhaal heeft, vertelt het verleden waar we naartoe gaan.” Haar oproep aan de deelnemers was dan ook: blijf vooroplopen en ga samen aan die transitie werken. Immers: “als je achter de kudde aan blijft lopen, loop je altijd in de stront.”
Toelichting op wat er nu in de Europese due diligence wet staat (de CSDDD)
Vanuit Brussel gaf Europarlementariër Lara Wolters een toelichting op wat er nu precies in die nieuwe Europese due diligence wet staat (de zgn. CSDDD). Afgelopen december kwamen de onderhandelaars van de Europese instellingen tot een compromis. Duitsland was altijd een heel betrokken en betrouwbare onderhandelingspartner, maar in verschillende Europese wetgevingstrajecten waaronder ook de CSDDD, hebben zij onder druk van de FDP (de liberale Duitse partij) besloten zich afzijdig te houden van stemming in de Raad over het compromis. Door al deze commotie zou je verwachten dat er een weeffout zit in de CSDDD maar dat is volgens Lara Wolters niet zo. De CSDDD is een weloverwogen stap die we moeten zetten.
Belangrijkste elementen van de CSDDD:
- Kern is het voorkomen en verminderen van risico’s, en herstellen waar nodig doordat bedrijven verplicht worden due diligence te doen voor mensenrechten, milieu en klimaat;
- Het is belangrijk om stakeholders te betrekken bij due diligence, dus kom uit de boardroom en zoek contact met de dagelijkse realiteit. Bij stakeholders moet geverifieerd worden of de stappen adequaat zijn, relevant zijn en voor impact zorgen;
- Klimaatrisico’s zijn zeer vervlochten met mensenrechtenrisico’s, met name voor de meest kwetsbare personen. Bedrijven moeten dus een serieus klimaatplan schrijven; er volgen boetes als het plan niet goed is of als het plan niet wordt opgevolgd;
- Bedrijven kunnen in het ergste geval civiel aansprakelijk gesteld worden, maar alleen als bedrijven schade aanrichten c.q. misstanden veroorzaken die met uitvoering van zorgplicht hadden kunnen worden voorkomen. Ngo’s en vakbonden kunnen als proxy optreden voor rechthebbenden. Deze zaken moeten ook kunnen gaan over klachten die pas na lange tijd ontstaan, zoals bij asbest.
De CSDDD moet worden vertaald naar nationale wetgeving. Het overnemen van de richtlijn is verplicht maar op sommige punten kan een lidstaat verder gaan of zelf een invulling eraan geven, zoals bij de aanwijzing van de toezichthoudende partij. Deze vertaalslag moet wel per artikel worden bekeken en om een Europees gelijk speelveld te waarborgen moet er zo weinig mogelijk verschil zijn in de nationale omzetting.
Analyse CSDDD in relatie tot de OESO-richtlijnen
Vanaf 2011 is het concept due diligence door de OESO verder uitgewerkt in de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en verschillende, vaak sectorale, handreikingen. Daarnaast zijn de richtlijnen in 2023 geactualiseerd. Professor Liesbeth Enneking van de Erasmus Universiteit zette allereerst de kernelementen van due diligence uiteen die bedrijven zouden moeten respecteren wil due diligence[1] ook daadwerkelijk tot impact leiden:
- Due diligence is een IMVO-risicobenadering. Stap 2 waarin je risico’s identificeert is heel belangrijk. Veel bedrijven boeken vooruitgang in stap 3 (aanpakken van specifieke risico’s), maar dat is beperkt qua impact als je niet aan de juiste risico’s werkt in stap 2;
- Bedrijven hebben hun eigen verantwoordelijkheid. Een bedrijf kan delegeren en uitbesteden maar blijft zelf verantwoordelijk voor de informatie en het proces, zoals het opvragen van informatie bij verschillende partijen;
- Stakeholderbetrokkenheid: het organiseren van je eigen tegenspraak. Bedrijven moeten leren juist in gesprek te gaan met degenen die kritisch zijn. Daarvan kunnen bedrijven leren en verder komen. Dat is ook belangrijk om te kunnen beoordelen of due diligence- maatregelen van bedrijven ook leiden tot de juiste impact on the ground.
We zitten midden in een transitie, waarin IMVO van het domein van ‘soft law’ (zoals de OESO-richtlijnen) opschuift richting ‘hard law’ (zoals de CSDDD). Deze ontwikkeling is al even gaande: er zijn steeds maatregelen die verplichtingen scheppen, zoals de IMVO-convenanten en eisen bij aanbestedingen. Ook zijn er rechtszaken aangespannen op grond van de OESO-richtlijnen en is er recentelijk Europese wetgeving van kracht geworden over verplichte duurzaamheidsrapportages (de CSRD). Er is dus een groot veld aan verplichtingen en wetgeving rondom IMVO ontstaan. Het sluit niet allemaal op elkaar aan, maar vaak zijn ze wel gebaseerd op de OESO-richtlijnen. Dus bedrijven worden dringend geadviseerd vanuit die basis te werken.[2]
De CSDDD zal nooit volledig gaan voldoen aan OESO, het is een politiek compromis als je van soft naar hard law gaat. Het Nederlandse National Contactpunt voor de OESO-richtlijnen (het NCP) heeft een onderzoek[3] gedaan naar de conformiteit van de CSDDD met de OESO-richtlijnen en een aantal specifieke aandachtspunten opgesteld waarbij een ernstig afbreukrisico kan ontstaan zoals:
- MVO-integratie in eigen systemen en handelen: bijv. borgen van kennis en processen, ook als medewerkers vertrekken;
- Reikwijdte bedrijven: verwachtingen voor het MKB over hun rol en naleving?
- Financiële sector/reikwijdte keten: valt er formeel onder maar het begrip waardeketen is zo beperkt tot inkoop dat downstream er (bijna) niet onder valt;
- Thematische reikwijdte: ondanks een apart klimaatartikel, is klimaat niet opgenomen in de due diligence verplichting.
Praktijkvoorbeelden
Praktijkervaring Heineken met uitvoeren due diligence
Heineken is actief in meer dan 70 landen met 185 brouwerijen. Het bedrijf telt ongeveer 90.000 medewerkers en werkt samen met zo’n 35.000 toeleveranciers. Het inzichtelijk maken van alle schakels in de keten vormt dan ook een grote uitdaging. Heineken had al sinds 2011, als een van de eerste multinationals, een wereldwijd mensenrechtenbeleid. Sinds 2017 wordt due diligence op een meer gestructureerde manier aangepakt. Daarbij volgt het bedrijf de richtlijnen van de OESO. In samenwerking met Shift zijn er workshops opgezet in verschillende landen, met als doel om samen met de ‘operating companies’ risico’s in kaart te brengen en actieplannen op te stellen. Dit heeft zich vertaald in concrete doelstellingen binnen Heinekens duurzaamheidsstrategie – ‘Brew a Better World’ – waarin naast een eerlijk loon voor alle medewerkers wereldwijd, ook gestreefd wordt naar verbetering van de leef- en werkomstandigheden van vakkrachten die ingehuurd worden via externe dienstverleners, zoals de zgn. ‘brand ambassadors’, chauffeurs en seizoenskrachten. Zo is in Nigeria de afgelopen drie jaar samengewerkt met 76 externe dienstverleners die gezamenlijk 10.000 mensen in dienst hebben. Door processen en werkmethoden systematisch aan te passen, heeft dit geleid tot loonbetalingen die 70% hoger liggen dan het nationale minimumloon, en kregen inhuurkrachten toegang tot ziektekostenverzekeringen, pensioenregelingen en andere voorzieningen. Uit concrete casestudies blijkt dat due diligence voortdurende afweging van verschillende belangen vereist. Het wordt ook duidelijk dat bij dergelijk complexe ketens bedrijven niet alles onder controle kunnen hebben, maar dat er bij misstanden wel meteen actie ondernomen kan en moet worden.
Praktijkervaring Johnny Cashew met due diligence
Johnny Cashew is een klein bedrijf, opgericht om de cashewketen te verduurzamen. Zij laten de cashews in Tanzania zelf, waar de noten ook geoogst worden, pellen in plaats van in Azië waar de meeste noten nu gepeld worden. Zij hebben de hele keten in kaart gebracht en monitoren voortdurend de risico’s in de keten. Voor Johnny Cashew biedt de komende wetgeving veel mogelijkheden. Zij hebben vanaf de oprichting rekening gehouden met wetgeving. Hoewel zij zelf te klein zijn om onder de CSDDD te vallen, vallen partijen waaraan zij leveren er wel onder. Het is voor Johhny Cashew dus een ‘unique selling point’ om te kunnen laten zien dat zij hun keten goed in kaart hebben gebracht, en voldoen aan wetgeving waarmee zij hun afnemer, vaak een grote retailer, kunnen ontzorgen op dit aspect van hun ketenverantwoordelijkheid.
Interactieve werksessie over waar bedrijven in de dagelijkse praktijk tegenaan lopen
Tafel 1: Hoe kan de CSDDD in praktijk gebracht worden?
Bedrijven stellen zich de vraag hoe de CSDDD in praktijk kan worden gebracht. Dat kan namelijk afwijken van de OESO-richtlijnen (zie Duitsland en Frankrijk). Daarom is het van groot belang de opeenvolgende stappen (stappen 1-6) van de OESO-richtlijnen te volgen. Er wordt overigens al veel gedaan aan due diligence door bedrijven en daarmee neemt de kennisbasis toe. Het delen van ‘good practices’ tussen bedrijven en andere belanghebbenden kan erbij verder helpen. Eerst goed de scope in kaart brengen dan een plan maken om vervolgens aan de hand van voorbeelden praktische invulling aan de stappen te geven. Bij de verdere uitrol is (het):
- Goed om de vraag te stellen waarom IMVO en due diligence en dat adequaat risico-onderzoek een investering is voor de langere termijn waarvoor ‘buy-in’ nodig van verschillende geledingen binnen een bedrijf, inclusief het bestuur van de onderneming;
- Nuttig om vast te stellen wat er binnen het bedrijf gedaan kan worden en wat moet worden uitbesteed. Dit is ook relevant bij de implementatie van de verplichte duurzaamheidsrapportage (CSRD);
- Van belang om KPI’s vast te stellen voor alle posities in het bedrijf die met IMVO en due diligence te maken hebben, met name ook voor de inkoopafdeling;
- Evenzeer van belang om bij geconstateerde tekortkomingen in de supply chain deze ‘head on’ beet te pakken en niet meteen van leverancier te switchen; bij een onvoldoende op school word je ook niet direct van school gestuurd.
- Rapporteren van de resultaten van due diligence soms lastig; wat gaat er immers met de info gebeuren? Toch is deze rapportage nodig en nuttig om vast te stellen welke vooruitgang er wordt geboekt.
Bij een aantal bedrijven is een tekort aan deskundigheid te constateren. Wat gebeurt er allemaal in de complexe en vaak lange waardeketens? Hier kunnen bedrijven veel van elkaar leren. Het uitwisselen van ervaringen is een concreet actiepunt. Dit kan en mag pre-competitief. De overheid kan dit faciliteren.
Verschillende bedrijven geven aan dat men werkt met leveranciers waar men afspraken mee kan maken. Echter met Tier 2- en Tier 3-bedrijven/leveranciers ligt dit anders. Gezien de mondiale markten waarin men opereert is er veelal onvoldoende kritische massa om als individueel bedrijf grote veranderingen in de waardeketen te realiseren. Sector samenwerking kan hierbij helpen.
Tafel 2: Hoe kan je samenwerken met anderen in het doen van due diligence en aanpakken van risico’s in de keten?
Het is belangrijk om de toeleveranciers mee te nemen in het doen van due diligence. Daarbij is een aantal zaken van belang:
- Beloning: bedrijven kunnen hiervoor zowel ‘sticks’ als ‘carrots’ gebruiken; meer of minder business bij goed of slecht presteren op IMVO;
- Gezamenlijke verantwoordelijkheid: het is belangrijk om IMVO-verantwoordelijkheid niet uitsluitend bij de toeleverancier neer te leggen; er moet gezamenlijk (afnemer en toeleverancier) verantwoordelijkheid genomen worden en samen stappen worden gezet; de afnemers bijvoorbeeld door aanpassing van inkooppraktijk;
- Multistakeholder en sectorale samenwerking: er moet zoveel mogelijk sectorbreed geopereerd worden en het liefst met een internationale en Multistakeholder insteek. Nadeel van een sectorbreed en multistakeholder initiatief is dat het soms traag gaat en er compromissen moeten worden gesloten maar het levert als voordeel draagvlak, consensus en gelijk speelveld op;
- Gezamenlijk leren: het voordeel van sectorbreed of zelfs sector overstijgend opereren is dat betrokken partijen van elkaar kunnen leren, kennis kunnen uitwisselen en elkaar kunnen inspireren. Met name bij de MKB-deelnemers is er angst dat complexe juridische documenten en procedures de beschikbare IMVO-capaciteit gaat opsouperen, terwijl er juist behoefte is aan praktische tools, cases en ervaringen met wat wel en niet werkt.
Er zijn wisselende ervaringen van bedrijven met al bestaande IMVO-wetgeving. Sommigen zijn neutraal of zelfs negatief, terwijl andere juist positief zijn. Wetgeving kan soms goed werken, bijv. bij het onder de aandacht brengen van het belang van IMVO binnen de eigen organisatie en bij toeleveranciers. In plaats van een kosten versus ideologie-discussie wordt het nu een juridische discussie waarbij ‘gewoon’ aan IMVO-wetgeving moet worden voldaan en het onderdeel is geworden van de ‘license to operate’. Anderen merken op dat met name financiële instellingen al zwaardere eisen op het gebied van IMVO stellen. Om niet alleen in bestaande systemen te blijven denken, werd aan deze tafel ook kort gesproken over alternatieve modellen, zoals het beprijzen van de CO2 uitstoot en het belonen van andere factoren dan alleen het product, zoals verbeterde biodiversiteit. Ook werd de rol van een regeneratieve landbouw genoemd als een duurzamer toekomstmodel.
Tafel 3 – wat hebben bedrijven van andere stakeholders nodig om te kunnen voldoen aan CSDDD en OESO-richtlijnen?
Om aan de slag te kunnen gaan met due diligence, hebben bedrijven een aantal zaken nodig:
Van de overheid hebben zij nodig:
- Grotere zichtbaarheid in wat de overheid aanbiedt aan ondersteuning; er is nog te weinig bekendheid over instrumenten, zoals het IMVO-steunpunt en de SER. De eerdere roadshow over due diligence voor het bedrijfsleven is zeer nuttig gebleken voor voorlichting en kennisdeling. Een vergelijkbare roadshow op ketenniveau zou een mooie volgende stap zijn;
- Hulp in risicoprioritering: wanneer is het goed genoeg? Hoe weeg je af qua thema’s onderling, hoe verhoudt dat zich tot elkaar?
- Duidelijkheid over de mogelijke rol die certificering kan spelen in due diligence (bijv. bij rapportage: voldoet certificering dan?) omdat enerzijds er bedrijven zijn die verwachten dat ze met certificering al voor een groot deel aan hun due diligence verplichting voldoen (en past dat bij het idee dat ook bedrijven die certificering gebruiken nog wel een due diligence plicht hebben) en anderzijds er bedrijven zijn die zelf al een heel goed due diligence systeem hebben opgezet en maar niet gecertificeerd zijn en daardoor minder kans maken bijvoorbeeld bij aanbestedingen waar certificering geëist wordt;
- Ondersteuning in de risico-inschatting van thema’s/gebieden/productgroepen en een faciliterende rol in het samenbrengen van deze partijen om werk te maken van de aanpak van de risico’s, waarbij de SER een rol zou kunnen spelen;
- Meer coherentie van beleid, op alle terreinen, bijv. ook op het topsectorenbeleid en het IMVO Convenanten-beleid. Hoe sluiten deze op elkaar aan?
- Gezamenlijke en uniforme regels op Europees niveau voor het bevorderen van een gelijk speelveld.
Bij alles wat de overheid doet, moet ze rekening houden met de verschillen die bestaan tussen bedrijven, waarbij het niet alleen gaat om de grootte, maar om de hele context waarin een bedrijf opereert, zo heeft bijvoorbeeld het ene bedrijf een mondiale keten, de ander een relatief makkelijke verwerkingsketen.
Van maatschappelijke organisaties hebben zij nodig:
- Specifieke ketenkennis en good practices waarbij het belangrijk is dat maatschappelijke organisaties bedrijven meenemen in het proces hoe zij aan de kennis zijn gekomen; er heerst vaak een kennishiaat tussen waar een bedrijf staat en waar maatschappelijke organisatie is qua kennis en urgentie. Er moet aansluiting gevonden worden;
- Specifieke expertise maar daarbij wordt aangetekend dat maatschappelijke organisaties prioriteren op hun eigen onderwerp waardoor de kennis vaak versnipperd;
- Input uit het netwerk van NGO’s, vooral in de productielanden.
Het is belangrijk om rekening te houden met de tijd en de investering die het kost voor zowel bedrijven als maatschappelijke organisaties om elkaar te leren kennen en een ‘safe space’ voor uitwisseling en wellicht samenwerking te creëren. Nu werken maatschappelijke organisaties vooral samen met de ‘brands’ en grote bedrijven waardoor ze soms wat vervreemd raken van kleinere bedrijven of de achterlopers.
Van brancheorganisaties hebben zij nodig:
- Voorlichting en uitleg aan hun leden over wat er van de bedrijven wordt verwacht door informatieverstrekking en praktische vertaling van wetgeving, ook naar anderen dan de duurzaamheids- c.q. CSR-managers toe; brancheorganisaties moeten een soort eerstelijns helpdesk voor IMVO-vragen worden;
- Verzamelen van kennis over ketens en andere vaak gevoelige informatie die op brancheniveau gemakkelijker kan worden samengebracht dan vanuit individuele partijen;
- Capaciteitsopbouw van bedrijven zodat zij in staat zijn hun rol te pakken met zowel middelen als leiderschap;
- Facilitatie van een platform voor peer-to-peer leren en kennisuitwisseling t.a.v. compliance en IMVO;
- Verbinden tussen bedrijven en ngo’s, bijvoorbeeld op themaniveau.
Het zou goed zijn als branches onderling ook met elkaar in gesprek gaan, zodat zij van elkaar kunnen leren, en kunnen uitwisselen hoe aangesloten bedrijven het best ondersteund kunnen worden.
Tenslotte is onafhankelijke kennisdeling ook nodig, zoals vanuit kennisinstellingen, Wereldbank etc. Zo werkt bijvoorbeeld de WUR samen met partners aan een (deels) publieke databank met risico’s op land, regio en grondstofniveau.[4]
Tafel 4: Wat is er nodig om ervoor te zorgen dat implementatie van de CSDDD en de OESO-richtlijnen ook daadwerkelijk zal leiden tot impact in de keten?
In de handelsketens manifesteren zich op het ogenblik veelal problemen op twee grote terreinen:
- sociaal-economische ongelijkheid: de onderwaardering van arbeid vooral bovenin de keten en de geringe betrokkenheid van stakeholders als partners, en
- klimaatschade en biodiversiteitsverlies: wat ook weer impact heeft op mensen aan de productiekant door bijvoorbeeld onkundig gebruik van pesticiden.
Meer in zijn algemeenheid is hierbij de vraag aan de orde hoe breed je het begrip welvaart definieert. Daar is nog geen sluitend antwoord op gevonden.
Ketentransparantie is een belangrijk thema wanneer het gaat om impact. Maar te vaak wordt impact bekeken vanuit het perspectief van Nederland en de EU. Dat kan problematische gevolgen hebben. Worden immers betrokken landen en gemeenschappen wel voldoende betrokken? Daarnaast is het ook zo dat de EU een grote economische speler is die met wetgeving normen oplegt aan het internationale handelsverkeer en met name de directe handelspartners van de EU. Hiermee krijgen die normen een wijder effect. Maar dan moet het bij die wetgeving toch echt gaan om het bereiken van de gewenste impact en niet alleen om compliance. Al met al is de komst van dwingende EU-regels niet zo slecht omdat normering uiteindelijk kan bijdragen tot concrete impact on the ground.
Op bedrijfsniveau gaat het om keuzes: waar kan impact gemaakt worden? Aan de ene kant gaat het daarbij om laaghangend fruit en aan de andere kant moet een bedrijf zich afvragen: waar zitten nu in mijn ketens de risico’s? Er is ontzettend veel informatie over deze risico’s dus dat kan het probleem niet zijn. Het gaat vooral om de durf om keuzes te maken over welke risico’s meteen worden aangepakt. Andere risico’s blijven dan – voorlopig – liggen terwijl bedrijven daarop wel kunnen worden aangesproken. Het zou zeer onwenselijk zijn als dit bedrijven blokkeert in het maken van de gewenste keuzes over de aan te pakken risico’s. Bedrijven moeten een en ander aangrijpen als een kans: “wat rammelt er nog, dat moet aangepakt worden”.
Het is belangrijk dat bedrijven een goed verhaal hebben over wat het bedrijf doet maar dat verhaal moet ook gericht zijn op de consument. Het moet immers makkelijker worden voor de consument om verantwoorde keuzes te maken. Daarvoor moet heldere informatie worden gegeven, bijv. over de prijszetting en de zgn. ‘hidden costs’. Hierbij spelen principes als ‘true pricing’ een rol. Tenslotte moet er feedback aan belanghebbenden in de keten gevraagd worden, ook al is dit lastig. Deze feedback maakt integraal onderdeel uit van ‘het verhaal’ dat bedrijven nodig hebben in hun communicatie richting consument en markt. Kortom: zorg als bedrijf dat je je verhaal klaar hebt, weet waar je je informatie kan vinden en weet wie je erbij moet betrekken!
Slotwoord
In het slotwoord erkende teamleider wetgeving van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Gilles Goedhart, dat er een veelheid aan regels op bedrijven afkomt maar dat aan veel van de Europese IMVO-wetgeving zal worden voldaan als bedrijven zoveel als mogelijk de OESO-richtlijnen volgen en implementeren. Daarom heeft Nederland zich in de onderhandelingen over de CSDDD ook altijd ingezet voor nauwe afstemming van de CSDDD met de OESO-richtlijnen, bijvoorbeeld waar het gaat over het beoordelen van de eigen inkooppraktijken of het meenemen van ketenpartners in verduurzaming. Dat is belangrijk vanwege de impact die de CSDDD zou moeten bereiken, maar ook voor de coherentie tussen de verschillende verordeningen en richtlijnen op het gebied van internationaal duurzaam ondernemen. Het ministerie kijkt ook naar flankerend beleid, zoals het MVO-steunpunt en het bevorderen van sectorale samenwerking, wat bedrijven zou moeten helpen in de implementatie en wat er uiteindelijk toe zal moeten leiden dat er positieve impact bereikt wordt in de keten.
Aan het einde van de sessie werd duidelijk dat er nog steeds geen overeenstemming was bereikt binnen de Raad. Uiteindelijk stemde de Raad in met een aangepast voorstel, waarin met name concessies werden gedaan aan de reikwijdte van de CSDDD. De wet gaat nu gefaseerd ingevoerd worden, en uiteindelijk gelden voor bedrijven die meer dan 1.000 werknemers hebben en een omzet van meer dan 450 miljoen euro.[5] Binnen twee jaar zal de CSDDD omgezet moeten worden in nationale wetgeving. Het ministerie wil dit doen na consultaties met de verschillende stakeholders en de beoogd toezichthouder. In het toezicht wil het ministerie inzetten op “positief toezicht”, wat betekent dat de toezichthouder allereerst de dialoog moet aangaan met het bedrijf in kwestie en dat het bedrijf de kans moet krijgen om te verantwoorden waarom bepaalde keuzes zijn gemaakt. Dit is van belang, omdat het in het proces van due diligence vaak niet om zwart-wit kwesties gaat.
[1] Zie ook de slides van prof. Enneking, waarin de zes stappen en de belangrijkste kenmerken van due diligence worden weergegeven.
[2] Zie ook de slide in de presentatie van prof. Enneking, waarin de OESO als de wortels van IMVO-wetgeving worden gezien, en de CSDDD als de stam van de “IMVO-wetgevingsboom”.
[3] Zie hier het hele NCP onderzoek: Analyse concept corporate sustainability due diligence directive adhv de oeso richtlijnen (juli 2023)
[4] Zie hier voor meer informatie over het project Environmental and social risks of agricultural trade flows van de WUR
[5] Zie hier voor de volledige nieuwe compromistekst van de CSDDD (maart 2024)