Denksessie: De geo-economische positionering van Nederland
Op 20 februari 2025 organiseerde Socires en FoodFIRST een denksessie over de geo-economische positionering van Nederland. Het gesprek werd ingeleid door Ruth Mampuys, die het WRR-rapport ‘Nederland in een fragmenterende wereldorde’ toelichtte. Vervolgens gingen de zo’n 25 deelnemers (young professionals werkzaam bij ministeries, bedrijven, NGO’s en kennisinstellingen) met de sprekers en met elkaar in gesprek over de geopolitieke context en de implicaties voor Nederland. Onderstaande is een verkorte weergave van de inleiding en het gesprek. Op het gesprek waren de Chatham House rules van toepassing.
Het is duidelijk dat de wereldorde sterk is veranderd. Er is een toename van gewapende conflicten en multilaterale instituties functioneren steeds moeizamer. Europese landen worden onder druk gezet en van hypocrisie beschuldigd, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de verdrijving van Frankrijk uit de Sahel. Ook de energiecrisis, mede veroorzaakt door de Russische inval in Oekraïne, onderstreept de afhankelijkheden van Nederland. Nieuwe machten komen op, en traditionele bondgenoten veranderen. Dit raakt Nederland direct vanwege de grote internationale verbondenheid. In het rapport van de WRR wordt daarom gesproken van drie vormen van fragmentatie:
- Fragmentatie van polen: De VS was lange tijd de dominante grootmacht, maar nu worden vijf grootmachten onderscheiden: de VS, China, Rusland, India en de EU. Daarnaast spelen middelgrote en regionale machten een groeiende rol.
- Fragmentatie van tonelen: Geopolitieke invloed beperkt zich niet langer tot militaire kracht. Er zijn nu meerdere tonelen, zoals energie, voedsel, technologie en financiën. Dit zorgt voor tal van botsende belangen, bijvoorbeeld tussen wetenschappelijke samenwerking en nationale veiligheid.
- Fragmentatie van wereldbeelden: Waar globalisering en mondiale convergentie lang dominant waren als wereldbeeld in Europa, spelen nu andere ideologieën zoals protectionisme, populisme, revisionisme en postkolonialisme een grotere rol.
De deelnemers spraken over de implicaties die dit heeft voor verschillende sectoren in Nederland. In de chemische industrie leidt competitie met China en de VS tot uitdagingen, vooral qua verduurzaming. Nederlandse bedrijven moeten in dit krachtenveld concurreren. Staten concurreren met elkaar voor het gunstigste investeringsklimaat om multinationals te trekken. Er gaat nu veel aandacht naar defensie, maar de relaties met de chemische industrie zijn groot. China heeft in korte tijd grote stappen gezet in groene chemie. De Amerikaanse Inflation Reduction Act trekt veel investeringen aan, wat de EU dwingt om aantrekkelijkere voorwaarden te bieden voor multinationals om hier te investeren.
Kennisveiligheid verandert eveneens. Waar vroeger vooral risico’s werden gemitigeerd, wordt nu actief beleid gevoerd. Strategische autonomie is moeilijk haalbaar en wellicht zelfs onwenselijk, zowel economisch als geopolitiek. Vrijhandel blijft essentieel en strategische afhankelijkheden kunnen kansen bieden. We definiëren afhankelijkheden vaak negatief, maar je kunt de relaties ook assertief inzetten. Het betekent ook invloed de andere kant op. Er zit een zekere rationale in vrijhandel, zeker als Europese standaardiseringsmacht heb je baat bij handelsrelaties en is diversifiëren vaak een betere optie dan decoupling. Ook in de energiesector hebben we dit gezien. Welke deur je sluit en welke je opent, heeft directe gevolgen. Het nemen van defensieve maatregelen en het terugschroeven van afhankelijkheden zorgt voor een beperking van je gereedschapskist op een later moment. We hebben dat gezien bij landen die lang met sancties leven. Die gaan zelf innoveren. Waardoor je vervolgens alle invloed verliest.
In de voedselsector speelt strategische autonomie en weerbaarheid een belangrijke rol. Voedsel staat centraal in de stabiliteit van landen en samenlevingen. Vaak wordt de voedselsector vanuit defensief oogpunt bekeken, maar afhankelijkheden kunnen ook worden ingezet. Wageningen University & Research onderzocht met het rapport EU-voedselautonomie hoe autonoom de EU is op voedselgebied. Natuurlijk zijn er zaken die we niet kunnen missen, zoals fosfaat, kalium en soja. Het blijft dan grotendeels bij een inventarisatie. De vraag is vervolgens hoe we wensen te acteren op die kennis? Weerbaarheid wordt vaak vertaald in een risico-inventarisatie, maar concrete actie blijft uit. Een bredere strategische aanpak is nodig, waarbij Nederland niet alleen de risico’s van afhankelijkheden in kaart brengt, maar ook inzet op het versterken van eigen voedselvoorziening en samenwerking met betrouwbare partners. De vraag is wat de Europese hang naar strategische autonomie op voedselgebied gaat betekenen voor producenten in bijvoorbeeld Afrika.
Men zou het 3W-kader kunnen aanvullen met het naar buiten gerichte weaponization: hoe gaan we acteren en welke strategische assets hebben we? Geopolitiek is een weaponization of everything. Gaan we de Wageningen University & Research (WUR) en het hele kennissysteem rondom landbouw en ecologie inzetten als asset? En voor welke doeleinden/strategie? Gaan we ASML strategisch inzetten? Een probleem is dat we dan ook een target worden. We moeten niet alleen onze risico’s verminderen, maar ook assertief omgaan met de assets die we hebben. In Japan gebruiken ze de term ‘indispensability’. Dat betekent dat men onmisbaarheid in bepaalde ketens nastreeft. Wat voedsel en Europa betreft is er een neiging te gaan inventariseren wat we hebben om dat te beschermen. Dat is ingegeven door de gedachte dat we willen behouden wat we hebben. In plaats van eens vanuit de andere kant te kijken wat we echt belangrijk vinden en waar we proactief op willen inzetten. Wat zijn onze strategische belangen eigenlijk en hoe gaan we die nastreven?
Het topsectorenbeleid van het ministerie van Economische Zaken (EZ) richtte zich jarenlang op welvaart, en de afgelopen jaren ook op maatschappelijke missies en waarden. Toch is er bij dit beleid weinig regie, terwijl die wel nodig is om transities te ondersteunen. Waarom waren we niet voorbereid op de verzwaring van het stroomnet? Het topsectorenbeleid moet sterker worden afgestemd op de geopolitieke realiteit, waarbij economische weerbaarheid en strategische autonomie een grotere rol zullen spelen. Dat vraagt om regie en een langetermijnstrategie.
Nederland moet keuzes maken binnen het zogenaamde 3W-kader: weerbaarheid, waarden en welvaart. De drie elementen zijn onderling verbonden. Nederland kan niet volledig onafhankelijk worden, maar moet inzetten op strategische samenwerkingen. Dit betekent dat er expliciete keuzes nodig zijn. Weerbaarheid, waarden en welvaart komen niet langer vanzelf naar ons toe, maar we moeten daar expliciet aan gaan werken.
In het rapport van de WRR worden enkele aanbevelingen gepresenteerd.
- Nederland geopolitiek robuust maken: Investeren in kennis over geopolitieke tonelen en strategische sectoren zoals energie en technologie. Nationale weerbaarheid versterken zonder alleen door een veiligheidsbril te kijken.
- Nederlandse inzet in multilaterale samenwerking herijken: Nederland kan niet zonder de EU en moet een proactieve rol spelen in de hervorming van multilaterale instituties. Bouwen aan nieuwe samenwerkingsverbanden met landen die vergelijkbare belangen hebben.
- Mobiliseren en werken met heel de samenleving: Burgers en bedrijven meenemen in strategische keuzes. Communicatie over geopolitieke ontwikkelingen verbeteren, zodat het niet als een ‘ver-van-mijn-bed-show’ wordt gezien. Het moet ook op een ‘kleiner’ niveau tot handelingsperspectief leiden. MKB en grote bedrijven betrekken bij beleidsvorming, gezien hun directe ervaring met internationale markten en de risico’s die daarbij komen kijken.
Er zijn een aantal valkuilen die we aankaarten als het gaat over onze reactie op de fragmenterende wereldorde: business-as-usual, simplificatie en verschansing.
Niet alles uit China is slecht en niet alles uit de VS is goed. Nederland moet pragmatisch en strategisch opereren. Deregulering is niet altijd de oplossing; een sectorale en concrete dossierbenadering is noodzakelijk. Soms is de regelmacht zeer behulpzaam en dwingt deze innovatie en verbetering af.
We moeten kritiek van buiten serieus nemen, maar niet klakkeloos accepteren. Ook kritiek op Europa en Nederland wordt strategisch ingezet. We kunnen niet bij elke beschuldiging van hypocrisie blijven staan. Nederland moet wel betrouwbaarder en consistenter optreden in internationale relaties. Het idee dat we de waarden als een bijlage meesturen bij handelsbetrekkingen is erg slecht gevallen. Het is productiever om eerlijker te zijn in gelijkwaardige samenwerkingen, waarin we duidelijk zijn over wanneer welke strategische afweging wordt gemaakt. We moeten af van die zendelingenmentaliteit dat wij het beter weten.
Dat kan onder andere door proactief in te zetten op sectoren waar Nederland een essentiële rol kan spelen, zoals hightech, voedsel en duurzame energie. Samen met Europese partners en middelmachten kan een strategie ontwikkeld worden voor cruciale industrieën en handelsbetrekkingen.
Er wordt door de deelnemers ook een lans gebroken voor het Europese model. We moeten zeker niet onbezorgd zijn en op het vlak van strategische autonomie en concurrentievermogen is er werk aan de winkel. Maar het rapport Draghi The future of European competitiveness beschrijft ook dat de productiviteitsgroei in sectoren de afgelopen 20 jaar Europa harder is gegroeid dan in Amerika, uitgezonderd van de ICT-sector en de financiële sector. Dat komt omdat we een model hebben waarin veel minder sprake is van monopolyvorming. We zien de sociaaleconomische gevolgen en het verschil met Europa duidelijk terug in de VS. Het ligt voor de hand om te kijken of we een aantal Europese zaken kunnen afronden die we nooit hebben afgerond. Het IMF heeft onderzoek gedaan naar barrières binnen de interne markt. Ze vonden dat als je handelsstromen vergelijkt, dan komen de nog bestaande barrières overeen met 45% op goederen en 115% op diensten. Als je dat naar nul zou kunnen brengen zou een welvaartsgroei van 7 tot 8% haalbaar zijn. Er liggen ook kansen juist in het feit dat we veel regels kennen en daardoor een betrouwbare handelspartner zijn voor derde landen. Dat is iets om in te zetten – het handelsverdrag Mercosur is daar een mooi voorbeeld van. De Amerikanen en de Chinezen krijgen tot dusver geen toegang tot die markt. Daar hebben we als Europese macht wat te bieden. Het is een kans om de verantwoordelijke omgang met regels die we kennen te handhaven.
Ter sprake komt dat de discussie in Nederland over het verdelen van de financiën niet eerlijk wordt gevoerd. Jarenlang kon er geen cent naar defensie en plotseling gaat het roer om. Terwijl we ook in andere sectoren zoals de zorg kritisch kunnen kijken waarom daar zoveel geld heen gaat. Dat verdelingsvraagstuk zou eens opnieuw ter sprake gebracht kunnen worden t.a.v. de samenhang van sectoren en afwegingen.
Veel deelnemers zien veel te weinig aandacht voor het optimisme, de creativiteit en de actiebereidheid die er op veel terreinen wel degelijk is. Het ontbreekt in Den Haag aan lef en durf. Dat is in het bedrijfsleven al meer aanwezig. De communicatiekanalen tussen het bedrijfsleven, de samenleving en politiek en bestuur moeten open. We kunnen veel van elkaar leren, maar de uitwisseling is te mager. Onder druk kan alles vloeibaar worden, maar een coalition of the able and willing kun je op samenlevingsniveau formuleren.
Nederland bevindt zich in een veranderende geopolitieke en geo-economische omgeving. Het land moet investeren in weerbaarheid, strategische samenwerkingen aangaan en duidelijke keuzes maken over economische en politieke afhankelijkheden. Dit vereist een langetermijnvisie, diplomatieke inzet en betrokkenheid van alle sectoren in de samenleving. De denksessie benadrukte de noodzaak van een strategie, handelingsperspectief en een nieuwe mentaliteit om Nederland klaar te stomen voor de geopolitieke uitdagingen van de toekomst. Socires en FoodFIRST zetten zich in om de samenwerking op dit vlak te verbeteren en denken na over de sectorale vervolgsessie.